Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet geluidhinder

 

Artikel 106h
1
Behoudens het tweede tot en met vijfde lid is de voor woningen binnen de zone van een te wijzigen landelijke spoorweg ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen wegen, indien de geluidsbelasting vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen wegen op 1 maart 1986, van de gevel van deze woningen op dat tijdstip, onderscheidenlijk na ingebruikneming van de wegen hoger was dan 60 dB(A), de waarde 48 dB.
2
In geval eerder bij of krachtens deze wet of de Spoedwet wegverbreding een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege de betrokken wegen, is vastgesteld dan 48 dB, is de voor woningen binnen het tracé van een te wijzigen landelijke spoorweg ten gevolge waarvan binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen wegen worden aangepast, ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen wegen:
a
48 dB als de heersende waarde lager is dan of gelijk is aan 48 dB en
b
de laagste van de volgende twee waarden als de heersende waarde hoger is dan 48 dB:
1
de heersende waarde;
2
de eerder vastgestelde waarde.
3
Onze Ministers kunnen een hogere dan de in het eerste lid bedoelde waarde vaststellen, met dien verstande dat deze de waarde 68 dB niet te boven mag gaan.
4
Onze Ministers kunnen een hogere dan de in het tweede lid bedoelde waarde vaststellen, met dien verstande dat de verhoging 5 dB niet te boven mag gaan, behoudens in gevallen waarin:
1
ten gevolge van de aanpassing van de weg de geluidsbelasting van de gevel van ten minste een gelijk aantal woningen elders met een ten minste gelijke waarde zal verminderen, en
2
de wegbeheerder heeft verklaard dat hij financiële middelen ter beschikking stelt uiterlijk voor afloop van de aanpassing van de weg ten behoeve van de toepassing van artikel 111a, zesde of achtste lid, met betrekking tot woningen die door de aanpassing van de weg een hogere geluidsbelasting ondervinden. De krachtens dit lid vast te stellen waarde mag 68 dB niet te boven gaan.
5
In afwijking van het derde lid kunnen Onze Ministers met overeenkomstige toepassing van artikel 90, vierde lid, een hogere waarde dan 68 dB vaststellen.
6
Indien eerder bij of krachtens deze wet een hogere waarde dan 68 dB is vastgesteld, mag de vast te stellen hogere waarde, in afwijking van het vierde lid, niet hoger worden vastgesteld dan de eerder vastgestelde waarde.
7
Onze Ministers kunnen slechts toepassing geven aan het derde tot en met vijfde lid in die gevallen waarin toepassing van maatregelen gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting van de gevel van de betrokken woningen, vanwege binnen het tracé van de landelijke spoorweg gelegen wegen, tot de ingevolge het eerste of tweede lid geldende waarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard.
8
De in het eerste tot en met zevende lid gestelde regels zijn mede van toepassing binnen de zone van een aan te leggen landelijke spoorweg, vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen wegen.
9
De in het eerste tot en met vierde en zevende en achtste lid gestelde regels zijn mede van toepassing met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van andere geluidsgevoelige gebouwen, met dien verstande dat:
a
in het derde en vierde lid in plaats van ?de waarde 68 dB? telkens wordt gelezen: met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 106, eerste lid, onder e, 1° en 2°, de waarde 68 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 106, eerste lid, onder e, 3°, de waarde 58 dB, en
b
het in het vierde lid, onder 1° en 2°, gestelde niet van toepassing is.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN AE0970, Eerste aanleg - meervoudig, 200100887/1
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    03-04-2002
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - meervoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Raad van State
    200100887/1. Datum uitspraak: 3 april 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten], en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 26 januari 2000, kenmerk MBG 1999256346, heeft verweerder...
  •